Realitycheck: opwekrendement elektriciteitsproductie
Toen in 2018 de BENG-regels bekend gemaakt werden was één van de opvallende onderwerpen het opwekrendement voor elektriciteitsproductie (toen ook wel de primaire energiefactor PEF genoemd). Dat rendement ging in één klap omhoog van 39% naar 69%. Veel partijen, waaronder bureau Kent, vonden dat niet realistisch. De overheid vermeldde dat dit een beleidsmatige keuze betrof. De verwachting volgens een studie van ECN was dat dat gemiddelde opwekrendement van 69% in het jaar 2020 gerealiseerd zou worden.
We zijn nu zes jaar verder; laten we kijken wat het rendement in werkelijkheid geworden is.
Wat blijkt: De stijgende trend die ECN in de nationale energieverkenning van 2017 verwachtte, is uitgekomen. Het rendement van 69% is inmiddels ook gehaald. Weliswaar niet in 2020, maar een jaar later. En in 2022 was het gemiddelde opwekrendement alweer verder doorgestegen naar 75%.
Goed om te vermelden is dat er gekozen is om te rekenen met de integrale methode en op bovenwaarde. Naast de integrale methode is er ook de referentieparkmethode. De integrale methode is geschikt om een primair energiegebruik toe te wijzen aan de gebruikte elektriciteit. Hierbij wordt de gehele mix van elektriciteitsproductiemiddelen meegenomen. De referentieparkmethode wordt gebruikt om het effect van veranderingen, bijvoorbeeld in elektriciteitsconsumptie of elektriciteitsproductie te berekenen. De referentieparkmethode is een marginale methode, wat wil zeggen dat er een analyse gemaakt wordt van de specifieke mix van elektriciteitsproductiemiddelen de verandering opvangt.