Private kwaliteitsborgers nonchalant over EPC
In 2017 moet het stelsel voor private kwaliteitsborging ingaan. De ervaringen tot nu toe laten zien dat bouwpartijen laconiek omgaan met de regels, waaronder de EPC. De vraag is of het doel – bouwen met meer kwaliteit – zo bereikt gaat worden.
Wat is er aan de hand? Het ministerie werkt momenteel aan een wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. Het idee is dat niet de gemeente maar de bouwer na oplevering de bouwkwaliteit aantoont. Daarbij moet een gecertificeerde ‘kwaliteitsborger’ verklaren dat het pand aan de bouwvoorschriften voldoet. Naar verwachting zal de wet vanaf 1 januari 2017 van kracht worden.
De private kwaliteitsborgers willen dat ‘de intensiteit van de kwaliteitsborging toeneemt, naarmate de gevolgen van een mogelijke calamiteit met een bouwwerk groter zijn’. Een logische keus, zeker geredeneerd vanuit de aandacht voor constructieve- en brandveiligheid. Maar energietechnisch hoeven woongebouwen van boven de 70 meter niet ingewikkelder te zijn dan een grondgebonden woning. Integendeel, energietechnisch en bouwfysisch is bijvoorbeeld een Nul-op-de-meterrenovatie complex en vraagt om intensief toezicht tijdens ontwerp en uitvoering. Maar voor de private kwaliteitsborgers valt een NOM-renovatie in de eenvoudigste klasse met de minst intensieve kwaliteitsborging.
Vakblad Aannemer keek mee bij een proefproject en tekende op: ‘constructieberekening en EPC pas later indienen’. De ‘kwartiermaker’ van het instituut voor bouwkwaliteit Haje van Egmond stelt in het vakblad: ‘je kunt er als aannemer voor kiezen om al je berekeningen op een later moment – nadat de woningen verkocht zijn – te doen’. En wat dan als uit die berekening achteraf blijkt dat de EPC-eis niet gehaald wordt? De meeste bouwpartijen zijn intelligent genoeg om zeker te stellen dat ze iets goeds aanbieden voordat ze het verkopen, en zoals het is opgeschreven heeft van Egmond het vast niet bedoeld, maar toch geeft het niet de indruk van een stelsel waarin de kwaliteit beter gegarandeerd gaat worden dan nu het geval is.
Sterker nog: bij een proefproject in Almere, waarover in juni 2015 gerapporteerd werd, zag de private kwaliteitsborger belangrijke dingen over het hoofd. ‘ De bouwplannen voldeden op menig punt niet aan het Bouwbesluit’, stelt de afdeling Bouwtoezicht die er achteraf naar keek. Zo was de EPC berekend met een gasgestookt toestel, terwijl de woning verplicht op stadsverwarming wordt aangesloten. En de toegepaste methode voor uitgebreide berekening van de koudebruggen was niet correct toegepast. Geneuzel? Nee, want met het voldoen aan de EPC zijn aanzienlijke kosten gemoeid. Kopers betalen daarvoor; en voor een energiezuinige woning. Dan moet die energiezuinigheid wel waargemaakt worden.
De vereniging Eigen Huis is kritisch over private kwaliteitsborging. Onder meer omdat het opschortingsrecht geen vijftien maar slechts drie maanden geldt. Directeur kennis en belangbehartiging Rob Mulder van VEH zegt in het verenigingsblad dat het opschortingsrecht vijftien maanden moet zijn: ‘Een koper kan dan zijn huis tijdens alle seizoenen meemaken en alle mogelijke gebreken ontdekken’. Bureau Kent beaamt dat argument; een bewoner weet pas of een woning bouwkundig en installatietechnisch in orde is nadat alle seizoenen een keer gepasseerd zijn. Praktisch alle technieken in de EPC werken in een specifiek seizoen; in de zomer blijkt of de PV-panelen en de vloerkoeling goed werken, in de winter komt pas aan het licht of de verwarming en de ventilatie voldoende comfortabel en energiezuinig zijn.